top of page
Search
seocantippsin1978

Volksgezondheid En Gezondheidszorg Mackenbach Pdf 30: Een Nederlands Leerboek Over Public Health



Dit boek is een onmisbaar overzichtswerk over volksgezondheid en gezondheidzorg. Het is in de eerste plaats geschreven voor studenten geneeskunde en gezondheidswetenschappen. Daarnaast is het een prima naslagwerk voor iedereen die zich in zijn werk met volksgezondheid en het gezondheidszorgsysteem bezighoudt.




Volksgezondheid En Gezondheidszorg Mackenbach Pdf 30



Leerboek volksgezondheid en gezondheidszorg geeft antwoord op vragen als: hoe gezond is de bevolking in Nederland? Waar hangt dat vanaf, en hoe kan de volksgezondheid verder verbeteren? Hoe functioneert het systeem van gezondheidszorg in Nederland qua besturing, organisatie en financiering, en hoe wordt de toegankelijkheid, kwaliteit en betaalbaarheid van zorg gegarandeerd? Het is de afgelopen 25 jaar onmisbaar gebleken, en is in deze negende druk volledig herzien. Het is compact, en ondersteunt studenten in hun leerproces door per hoofdstuk kernbegrippen, theorieën, methoden en feiten te benoemen. Zo ontstaat de canon van de volksgezondheid en gezondheidszorg.


Het gezondheidspeil van de bevolking kan op veel verschillende manieren in beeld worden gebracht. Eén daarvan is de gemiddelde levensverwachting, wat aangeeft hoe lang iemand in een bepaalde leeftijdscategorie gemiddeld genomen aan levensjaren voor de boeg heeft. De levensverwachting op bevolkingsniveau wordt beïnvloed door een groot aantal factoren. Uit onderzoek van Meerding, Polder en Mackenbach (2007) blijkt dat ongeveer de helft van de toename in levensverwachting vanaf 1950 kan worden toegeschreven aan gezondheidszorg en preventie, bijvoorbeeld door verbeteringen in geboortezorg, infectieziektebestrijding en de zorg voor mensen met hart- en vaatziekten en kanker. noot 1 Maar ook investeringen in de ouderenzorg hebben de afgelopen twee decennia hoogstwaarschijnlijk geleid tot een snelle stijging van de levensverwachting. noot 2 Andere factoren die de levensverwachting beïnvloeden zijn onder andere de welvaart, onderwijs en (de kwaliteit) van voeding. noot 3


Meerding, W.J, J.J. Polder, A.E.M. de Hollander, J.P. Mackenbach (2007) Hoe gezond zijn de zorguitgaven? De kosten en opbrengsten van gezondheidszorg bij infectieziekten, kankers en hart- en vaatziekten, Bilthoven: RIVM.


Om die vraag te beantwoorden richten we ons allereerst op historische doorbraken die grote invloed hebben gehad op de volksgezondheid in de afgelopen anderhalve eeuw. Daarna kijken we naar het meer recente verleden. Welke veranderingen zien we sinds de opkomst van het SEGV-beleid? Hieruit trekken we lessen met betrekking tot de huidige focus op het individu. Van daaruit richten we onze blik op potentiële doorbraken waarvoor de samenleving als geheel aan zet is.


Vanuit historisch perspectief zien we dat drie grote doorbraken ten aanzien van volksgezondheid, en als indirect gevolg daarvan ook gezondheidsverschillen, buiten de individuele medische zorg lagen. De gemene deler van deze maatregelen was dat ze zich primair richtten op collectieve problemen en in eerste instantie vooral op het verbeteren van de fysieke en sociale werk- en leefomgeving van burgers. Individuele medische problemen werden daardoor als het ware meegenomen in de aanpak van grote maatschappelijke problemen. Hierdoor ontstond een vliegwiel voor verandering.


Hierbij speelt ook de gestage economische groei als gevolg van de industrialisatie een rol. Een hogere welvaart is goed voor onze gezondheid. Er is dan zowel op collectief als individueel niveau meer geld beschikbaar om te investeren in bijvoorbeeld verbeterde hygiëne, maar ook in betere huisvesting, voeding, onderwijs, arbeidsveiligheid én gezondheidszorg. Dit geldt overigens ook andersom: verbeteringen in de volksgezondheid leiden vaak ook tot een hogere economische groei. noot 22


Een eerste doorbraak is de opkomst van stadshygiëne in de tweede helft van de negentiende eeuw. Epidemieën als dysenterie en cholera brachten een discussie over de oorzaken ervan teweeg. Hierdoor ontstond een groep zogenaamde hygiënisten. Zij streefden naar een algehele hervorming van de volksgezondheid waarbij hun aandacht vooral uitging naar kwesties als riolering, drinkwatervoorziening en volkshuisvesting. In hun kielzog volgden een aantal ondernemende technici, medici en stadsbestuurders met radicale plannen voor stadshygiëne: Virchow in Berlijn, Von Pettenkofer in München, Villermé en Parent-Duchâtelet in Parijs, Sarphati en Liernur in Amsterdam, Shattuck in Boston en Chadwick in Londen. noot 23


Toch was deze periode van groot belang. Mackenbach (2008) stelt dat in deze periode in Nederland en daarbuiten het paradigma van de public health is ontstaan. Die bestaat volgens hem uit een aantal samenhangende ideeën, waaronder het idee dat de meeste gezondheidsproblemen zijn terug te voeren op ongunstige omgevingsinvloeden en dus vatbaar zijn voor preventie, en dat volksgezondheidsproblemen het best kunnen worden opgelost door collectieve maatregelen. noot 2


De Nederlandse gezondheidszorg kent een lange traditie van gedeelde verantwoordelijkheid tussen staat en maatschappelijk middenveld. Tot aan het midden van de twintigste eeuw hield de rijksoverheid zich grotendeels op afstand van de zorg. Zorg voor de volksgezondheid stond weliswaar in de allereerste grondwet van Nederland: de Bataafsche staatsregeling van 1798, maar verdween hier weer uit toen deze grondwet werd vervangen door de grondwet van 1801. Pas in 1983 werd de zorg voor de volksgezondheid weer als staatsverantwoordelijkheid opgenomen in de grondwet. noot 1


De Armenwet verplichtte gemeentebesturen te zorgen voor genees-, heel- en verloskundige zorg. Maar alléén voor de echte armen, als het absoluut onvermijdelijk was en dan nog als aanvulling op de zorg van anderen zoals familie, kerk en particuliere liefdadigheid. Ook de wetgeving die daarop volgde, zoals de Wet regelende het geneeskundige Staatstoezicht (1865), zoals de Wet op de besmettelijke ziekten (1872) en de Krankzinnigenwet (1884) gingen uit van het primaat van de gemeente én het particulier initiatief in de gezondheidszorg. noot 3


Hoewel er vanaf het begin van de twintigste eeuw heftig werd gedebatteerd over het al dan niet invoeren van een sociale ziektekostenverzekering deed de Rijksoverheid pas in 1941 echt zijn intrede in de gezondheidszorg, toen de Duitse bezetter het Ziekenfondsenbesluit afkondigde. Met dit besluit werd een verplichte ziektekostenverzekering voor werknemers met een beneden modaal inkomen in het leven geroepen (ongeveer 45% van de bevolking). noot 5 Na de Duitse bezetting breidde de overheidsinvloed over de gezondheidszorg snel uit, onder andere via de Ziekenfondswet (1964) en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (1968). In dezelfde periode nam de rijksoverheid niet alleen steeds meer verantwoordelijkheid voor de gezondheidszorg. Ook op andere terreinen breidde de overheid het sociale vangnet uit, bijvoorbeeld via algemene volksverzekeringen op het gebied van inkomen en ouderdom, zoals de Algemene Ouderdomswet (1958), de Algemene Bijstandswet (1965) en de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (1967). De overheid kreeg niet alleen een rol in financiering en toezicht, ook de uitvoering van deze wetten werd veel centraler geregeld dan tot op dat moment het geval was. noot 6


In 1951 werd volksgezondheid voor het eerst genoemd in de naam van een departement: het ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid. De ouderenzorg en een groot deel van de welzijnszorg viel echter onder het ministerie van Maatschappelijk Werk. In 1971 kreeg volksgezondheid een eigen ministerie: het ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne. In 1982 fuseerden het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en het ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne tot het ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur. Hier werd in 1994 het onderdeel Cultuur van afgesplitst, waarna het ministerie verderging als het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. noot 8 Volksgezondheid schoof in de naam van het nieuwe ministerie een plaatsje op in de rangorde ten opzichte van Welzijn.


Wat we nodig hebben is een doorbraak gericht op de complexe ongelijkheid die achter gezondheidsverschillen schuilgaat. Denk hierbij aan de eerste historische doorbraak: de aanleg van riolering, afvalverwijdering en schoon drinkwater kwamen iedereen ten goede en bevorderden de gezondheid bijna als mooi neveneffect. Het is in ons welbegrepen eigenbelang én ons gezamenlijk belang dat we inzien dat complexe ongelijkheid ten koste gaat van onze maatschappelijke welvaart, veerkracht én onze volksgezondheid. Het aanpakken van die complexiteit verdient een eigen langetermijndoelstelling. We moeten dus op zoek naar de riolering van deze tijd. 2ff7e9595c


0 views0 comments

Recent Posts

See All

Comments


bottom of page